-
1 cardinal
cardinal1 [kaardienaal],cardinaux [kaardienoo]〈m.〉————————cardinal2 [kaardienaal],cardinaux [kaardienoo]1. m 2. adjvoornaamste, hoofd- -
2 einander
-
3 reuen
reuen♦voorbeelden: -
4 säumig
-
5 Zelt
〈o.; Zelt(e)s, Zelte〉♦voorbeelden:〈figuurlijk; meestal schertsend〉 er hat seine Zelte wieder abgebrochen • hij is weer vertrokken, verhuisd -
6 one
adj. een--------n. een--------pron. iemandone1[ wun] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:these come only in ones • deze worden alleen in verpakkingen van één/per stuk verkocht————————one21 〈als vervanging voor eerder genoemd woord; meestal onvertaald〉 (er) een ⇒ 〈 benaming voor〉 (er) eentje 〈 grap, verhaal, drankje, snuiter enz.〉♦voorbeelden:like one dead • als een dodelet's have (a quick) one • laten we er (gauw) eentje gaan drinkenthe one that I like best • degene die ik het leukst vindI'll go him one better • ik zal hem een slag voor zijn/overtroevennever a one • geen enkelehe was one up on me • hij was me net de baasthe one about the generous Scot • die mop over de vrijgevige Schothe's a one for music • hij is een muziekliefhebberthis one's on me • ik trakteer!this one • deze hier2 〈 Brits-Engels〉 one must never pride oneself on one's achievements, 〈 Amerikaans-Engels〉one must never pride himself on his achievements • men mag nooit prat gaan op zijn prestatiesII 〈telwoord; als voornaamwoord〉1 één♦voorbeelden:1 become one • één worden, samenvallen/smeltenone after another • een voor een, de een na de andereone or two • één of twee, een paarhe and I are at one (with one another) • hij en ik zijn het (roerend) eens (met elkaar)one by one • een voor een, de een na de anderone of the members • een van de ledenone to one • één op/tegen éénone to one match • één op één/puntsgewijze overeenkomstas one • als één man¶ one and all • iedereen, jan en allemanI was one too many for him • ik was hem te sterk/te slim af〈 informeel〉 like one o'clock • als een gek, energiekI, for one, will refuse • ik zal in ieder geval weigeren(all) in one • (allemaal) tegelijkertijd/gecombineerd〈 informeel〉 done it in one! • in één keer!, de eerste keer goed!→ one another one another/————————one31 een zeker(e) ⇒ één of ander(e), ene♦voorbeelden:we'll meet again one day • we zullen elkaar ooit weer ontmoetenone Mr. Smith called for you • een zekere Mr. Smith heeft jou gebeldII 〈telwoord; als determinator〉1 één ⇒ enig; 〈 figuurlijk〉 de/hetzelfde; 〈 als versterker, Amerikaans-Engels; informeel〉 enig, hartstikke♦voorbeelden:from one chore to another • van het ene klusje naar het anderethey are all one colour • ze hebben allemaal dezelfde kleurone day out of six • één op de zes dagen, om de zes dagenthey cried out with one voice • ze riepen als uit één mondmy one and only friend • mijn enige echte vriendthe one and only truth • de alleenzaligmakende waarheidone and the same thing • één en dezelfde zaak, precies hetzelfdeneither one thing nor the other • vlees noch vis, halfslachtig -
7 ne
ne [nə],n' [n]〈 bijwoord〉2 〈 zonder betekenis〉♦voorbeelden:si je ne me trompe • indien ik me niet vergisj'évite, j'empêche qu'il ne vienne • ik verhinder dat hij komtà moins qu' il ne soit fermé • tenzij hij dicht isavant qu' il ne soit parti • voordat hij vertrokken issans qu' il n'ait dit un mot • zonder dat hij een woord gezegd had= n'...pas; adv -
8 né
ne [nə],n' [n]〈 bijwoord〉2 〈 zonder betekenis〉♦voorbeelden:si je ne me trompe • indien ik me niet vergisj'évite, j'empêche qu'il ne vienne • ik verhinder dat hij komtà moins qu' il ne soit fermé • tenzij hij dicht isavant qu' il ne soit parti • voordat hij vertrokken issans qu' il n'ait dit un mot • zonder dat hij een woord gezegd hadadj -
9 behest
-
10 depredation
n. verwoesting, plundering1 plundering ⇒ verwoesting, rooftocht -
11 post meridiem
-
12 tithe
-
13 couche
couche [koesĵ]〈v.〉3 luier♦voorbeelden:〈 van hout〉 couches concentriques • groeilagen, jaarringen〈 beeldende kunst〉 couche primaire • grondlaag, basislaagfausse couche • miskraamêtre en couches • in het kraambed liggenrelever de couches • herstellen na de bevalling5 champignons de couche • op broeibed gekweekte paddestoelen, champignonstu en as, une couche d'égoïsme • jij bent me een mooie egoïst〈 informeel〉 en avoir, en tenir une couche • een uilskuiken zijn, een bord voor z'n kop hebben1. f1) laag2) bodemlaag, bedding, bank3) stand, laag, rang4) luier5) mestbed6) sponde, bed2. couchesf pl -
14 couché
couche [koesĵ]〈v.〉3 luier♦voorbeelden:〈 van hout〉 couches concentriques • groeilagen, jaarringen〈 beeldende kunst〉 couche primaire • grondlaag, basislaagfausse couche • miskraamêtre en couches • in het kraambed liggenrelever de couches • herstellen na de bevalling5 champignons de couche • op broeibed gekweekte paddestoelen, champignonstu en as, une couche d'égoïsme • jij bent me een mooie egoïst〈 informeel〉 en avoir, en tenir une couche • een uilskuiken zijn, een bord voor z'n kop hebbenadj2) schuin, scheef -
15 crédit
crédit [kreedie]〈m.〉2 krediet ⇒ tegoed, lening♦voorbeelden:faire crédit à qn. • iemand krediet gevenà crédit • op afbetaling, op kredietcrédit foncier • grondkrediet8 faire crédit à qn., qc. • vertrouwen in iemand stellen, in iets hebbenjouir d'un grand crédit auprès de qn. • een groot gezag bij iemand hebbenm2) kredietbank3) creditzijde, tegoed4) vertrouwen, geloofwaardigheid5) invloed, aanzien -
16 débris
débris [deebrie]〈m., meestal meervoud〉1 (brok)stukken ⇒ scherven, wrakstukken, puin♦voorbeelden:1 débris de bois • houtsplinters, motdébris de métal • stukken schrootréunir les débris de sa fortune • wat er over is van zijn fortuin bij elkaar schrapenm pl1) brokstukken, wrakstukken2) overblijfselen, puin -
17 félicité
-
18 jusque
jusque [zĵuusk]〈 voorzetsel〉2 zelfs♦voorbeelden:jusqu'ici • tot hier; tot nu toejusqu'à présent • tot nu toe, tot dusver〈 formeel〉 jusques à quand? • tot wanneer?jusqu'à ce que 〈+ aanvoegende wijs〉 • tot, totdatne partez pas jusqu'à ce qu' il soit revenu • ga niet weg voor hij terug is2 elle réclamait tout, jusqu'à son argent • ze eiste alles op, zelfs zijn geld1. = jusqu'à; prép1) tot, tot aan2) zelfs2. jusqu'àce queconjtot, totdat -
19 libéralité
libéralité [liebeeraalietee]〈v.〉 〈 formeel〉1 vrijgevigheid ⇒ gulheid, royaliteit1. fvrijgevigheid, gulheid2. libéralitésf pl -
20 pleur
pleur [plur]〈m.〉♦voorbeelden:m
Страницы
- 1
- 2